1999 Reusel 

Wereldkampioen Jan Steensma publiekstrekker in kerstcyclocross 

 

Jan Steensma op archieffoto als Nederlands veteranenkampioen veldrijden in Soestduinen

 

Al voor de negentiende keer organiseert Toer- en Wielerclub RWC Reusel op tweede kerstdag 1999 een nationale veldrit in de directe omgeving van de Kleine Cirkel. De plaatselijke wielervereniging heeft in een lange reeks van jaren goede en slechte tijden in de Nederlandse wielersport getrotseerd. Waar ooit een vijftigtal wedstrijden geen uitzondering waren op de cyclocross kalender in het winterseizoen, zijn er dit jaar nog twintig KNWU-veldritten in het hele land overgebleven. “Misschien is de bescheiden opzet van onze cross de kracht dat we overeind zijn gebleven,” zegt RWC-clubvoorzitter Jan Peijs. Des te trotser is hij op het feit dat dit jaar een heuse wereldkampioen aan de start verschijnt in de persoon van veteraan Jan Steensma uit Surhuisterveen. De 48-jarige Fries reed zich in januari van dit jaar in Mol tijdens de wereldtitelstrijd voor de Masters in de regenboogtrui na eerder al viermaal nationaal kampioen te zijn geworden. Op zondag 26 december is Steensma een van de publiekstrekkers bij taverne D’n Ouwe Brandtoren in Reusel.

 

(door Piet Gijsbers)

 

Jan Peijs mag dan wel van een bescheiden opzet spreken, toch hebben in het verleden tal van renners die zich in hun carrière naar de top van het internationale veldrijden werkten, in Reusel ooit getriomfeerd. De erelijst overziend blijkt dat Henk Baars in 1981 bij de Reuselse trimbaan de eerste winnaar was. De Diessense wereldkampioen van Getxo won ook in 1983 nog eens voordat hij doorbrak in het internationale werk. Ook andere crossers van naam en faam als Frank van Bakel uit Deurne, Nico Verhoeven uit Berkel-Enschot, Jo Martens uit Deurne (tweemaal), Huub Kools uit Baarle-Nassau, Wim de Vos uit Oosterhout, Tilburger Edward Kuijper (driemaal zelfs) en diens stadgenoot Gerben de Knegt schreven de kerstveldrit van Reusel op hun naam. Ook Freek de Jong uit Deil, een van de aanstormende talenten in de cyclocross, won in Reusel tot nu toe de wedstrijd al een paar keer in de jongerencategorieën. Johan van de Ven uit Schijndel, van origine meer ATB’er dan cyclo-crosser, was vorig jaar bij de elite- en neo-amateurs de sterkste op het vernieuwde parcours.

 

Wereldkampioen

 

Evenals voor organisatoren van wegwedstrijden is het voor de mensen die een cyclocross op touw zetten steeds minder aantrekkelijk zich het vuur uit de sloffen te lopen om een wedstrijd in het leven te houden. Jan Peijs: “Een programmaboekje samenstellen kost steeds meer moeite, omdat de renners zich niet allemaal meer aanmelden voor de vastgestelde inschrijfdatum. Ze kijken de weersomstandigheden af en pas als ze zien dat het weer op de wedstrijddag naar hun zin is, besluiten ze om deel te nemen aan een cross. Een week voor sluiting van de inschrijving hebben we in zes wedstrijdcategorieën nog geen honderd deelnemers kunnen noteren. Toch zal je op tweede kerstdag zien dat het deelnemersveld weer meevalt. Nu al hebben we een aantal gerespecteerde namen aan de start. Vooral op de wereldkampioen bij de veteranen Jan Steensma zijn we best trots. Die is, hoewel hij in Friesland woont, via Ad van Empel van Empella Fietsen uit Erp ook lid van onze club.”

Tijd om bij Steensma persoonlijk naar zijn ervaringen in het veldrijden te informeren. De Friese timmerman is al jarenlang toonaangevend in de veteranenklasse. Als viervoudig nationaal kampioen verspeelde hij begin januari in Woerden in de eindsprint zijn nationale titel aan Pieter Burgers uit Moergestel. Dat verlies zat hem niet lekker. In Mol zette Steensma later rond het Zilvermeer alsnog de kroon op een opnieuw sterk cross-seizoen door de wereldtitel bij de Masters te grijpen in de leeftijdscategorie 1950-1954. Daar klopte hij de Belg Felix Luyten en de Nederlander Gert Bongers. Laatstgenoemde moest half koers zijn beide tegenstanders laten gaan en toen Steensma voelde dat het ook met de Belg wat moeizamer ging, loste hij hem met een tempoversnelling en kwam met veertig seconden voorsprong door de finish.

 

Karaktermens

 

Pas vanaf 1993 is Jan Steensma zich serieus met het veldrijden bezig gaan houden. In de jaren daarvoor gebruikte hij de cyclocross om op een goede manier te overwinteren tussen de wegseizoenen. “Ik fiets al vanaf 1972, maar heb me eerst altijd op de weg gericht. Toen ik me vanaf mijn veertigste jaar ook serieus ging voorbereiden op de veldritten, kwamen tot mijn verbazing de resultaten al vrij snel. Achteraf bezien had ik misschien beter eerder met veldrijden kunnen beginnen, maar dat is nu eenmaal een keuze die ik destijds heb gemaakt. Ik ben iemand die me met hart en ziel op iets stort. Voor mij was het onmogelijk om zowel op de weg als in het veld optimaal te presteren.” Aan de instelling van Steensma heeft het nooit gelegen, zelfs niet als de prestaties eens wat minder mochten zijn. “De overwinningen komen me echt niet aanwaaien. Ik doe veel voor mijn sport en train fanatiek. Ik krijg van mijn baas een middag in de week vrij om te trainen en verder train ik – tenminste zolang het licht is – nog een paar uur met het lampje op nadat ik thuis ben van mijn werk. Voor mij is trainen helemaal geen moeten. Het is wat ik zelf wil. Het is een kwestie van mentaliteit en jammer genoeg mis ik dat bij veel renners van de jongere generatie,” aldus de karaktermens Steensma. Vooral zijn kracht geeft hem een voorsprong op veel concurrenten. “Van loopstukken en techniek moet ik het niet hebben, maar ik kan wel een zwaarder verzet rijden dan de rest van het veld. De eerlijkheid gebied me overigens wel te zeggen dat het winnen steeds moeilijker wordt.” De leeftijd gaat voor Jan Steensma een rol spelen. Twee jaar geleden had hij zijn topseizoen waarin hij achttien keer de beste was. Nu hij de regenboogtrui draagt, wil hij alles in het werk stellen om dat eretricot in januari in Mol nogmaals om de schouders te krijgen. Maar voor het zover is, probeert hij de nationale titel te heroveren op Pieter Burgers. “Die is vier jaar jonger dan ik en is me dit jaar gewoonlijk iets te sterk af. Zondag werden we weer eens eerste en tweede in Moergestel. Het gaat altijd tussen ons beiden voor de overwinning. Het verschil met alle anderen is veel groter. Als het me zo goed af blijft gaan als de laatste tijd, ga ik nog enkele jaartjes door. Ik heb nog altijd plezier in het veldrijden, ook al moet ik veel kilometers met de auto maken om de wedstrijden te bereiken. Die zijn gewoonlijk in het midden en het zuiden van het land. Vorig jaar werd ik als noordelijke renner regiokampioen van Zuid-Nederland, omdat ik lid ben van RWC Reusel. Dit seizoen werd ik door Pieter Burgers geklopt.” Toch won Steensma zaterdag in Amersfoort alweer zijn vierde cross van dit seizoen. De Reuselse kerstcross is voor hem een van de opstapmogelijkheden naar een nieuwe titel. En het is tevens een beetje zijn thuiswedstrijd. Ook al moet hij daarvoor op tweede kerstdag een retourtje van meer dan vijfhonderd kilometer in de auto vanuit het hoge noorden maken.

1993 Reusel

Frans Bruininx van wielrenner tot mecanicien 

 

In de amateurwielersport op eigen bodem is de ploeg van Koga Miyata sinds de invoering van de nationale topcompe­titie de te kloppen formatie in dat jaarklassement. De Koga-renners werden al twee jaar op rij kampioen van Neder­land. In het bege­lei­dings­team van de van origi­ne Noord-Ne­der­landse topploeg is de Reuselse mecani­cien Frans Bruininx een van de zuidelijke steunpila­ren. Kem­penland Info ging op be­zoek bij de 'materi­aalbe­heerder'

van de kampioe­nenploeg. Wat is zijn bijdrage aan de successen van ren­ners als Servais Knaven en John den Braber die beiden onder meer op de Kempische wegen furore maakten in de Ster van Brabant en de Omloop der Kempen?

 

 

(Tekst Piet Gijsbers, Foto Harrie van Woerkum)

 

Het is een snikhete juni-avond in 1993 als ik me op weg naar Reusel begeef. Nederland zal de kwalificatiewedstrijd tegen Noor­wegen spelen, maar het is haast te broeierig om in huis voor de buis de voetbalinterland te volgen. Gezien de eindstand 0-0 hoef ik achteraf bekeken geen spijt te hebben van mijn af­spraak met wielerman Bruininx. De fietstocht naar Reusel werkt verkwik­kend. Als ik de doolhof van de 'Ekkerswijk' binnen rijdt, wijst ex-hard­loper Ton Larmit me de weg naar Grotenek­ker nummer veer­tien. In de royale tuin achter zijn fraaie woning die hij met veel zelfwerkzaam­heid in een vierjarenplan uit de Reuselse akker­grond heeft opgetrokken doet Frans Brui­ninx me even later zijn zegje. Hoe hij op heel jonge leeftijd met wielrennen begon. Over zijn debuut als amateur in een door Gerrit Schulte geleide wielerploeg. Hoe hij drie keer een arm uit de kom viel en hoe dankzij een opera­tieve ingreep dat letsel werd hersteld. Hoe hij onder de indruk raakte van de prestaties van Veldhovenaar Gerard Tabak tijdens een NK tri­athlon in Almere. Hoe een rugbles­sure hem een jaar of zes geleden dwong om te stop­pen met de deelname aan kwart-tri­athlons. En hoe Tonnie Arts, de mecani­cien van de Jo van Aarle-wielerploeg en tevens een van zijn oude maten uit de wieler- en de tri­athlon­sport, hem vroeg om een keer als inval­ler diens plaats in te nemen.

 

Vuurdoop

 

"Toen Tonnie Arts me destijds opbelde, moest ik heel snel beslis­sen. Het werd meteen mijn vuurdoop, want de wedstrijd waarin ik moest aantreden was de Giro delle Regione in Italië, een van de grootste etappekoer­sen voor amateurs. Blijkbaar deed ik mijn werk goed, want al snel werd ik gebeld voor een vol­gende invalbeurt." In dat eerste jaar ging Bruininx ook nog mee naar de Route du Sud in Zuid-Frank­rijk en naar de Ronde van Ierland. Open wedstrij­den waarin de van

Aarle-amateurploeg met Bergeijkse Anthony Theus in de gelederen in een peloton van voornamelijk beroeps­renners aantrad. Na twee jaar als reserve-mecani­cien bij van Aarle te hebben geproefd van de materiaalverzor­ging bij topa­mateurs, kreeg Bruininx een aanzoek van Marc van Rooy uit Hees­wijk-Dinther die in 1990 een nieuw amateurteam for­meerde. In de Teleflex-ploeg maakten onder meer Servais Kna­ven en Richard Groe­nendaal hun debuut bij de amateurs. Maar na twee jaar zette die firma een punt achter de sponsoring van de wieler­ploeg. Toen kreeg Bruininx een telefoontje van Egbert Koersen met het verzoek om in het begeleidingsteam van Koga Miyata plaats te nemen.

 

Zuiderling

 

In de ploeg van Koersen heeft Bruininx het nu al voor het tweede seizoen uitstekend naar zijn zin als 'zuiderling in een noordelijke ploeg', zoals hij het zelf uitdrukt. Dat de overi­ge leden van het begeleidingsteam in Emmeloord, Apeldoorn of nog noordelijker in het land wonen is van weinig

invloed, zegt hij. Als hij er voor zorgt dat de renners geen nodelo­ze defec­ten aan hun racekarretjes krijgen en als de wielen binnen de gewenste tijd verwisseld worden, wanneer er zich onverhoop­te pech voordoet, zoals een lekke band of een valpar­tij, zit het wel snor. "Als het werk goed wordt uitge­voerd, bemoeit de ploeg­leider er zich verder niet mee en laat hij ieder­een in zijn waar­de, dus ook de mecani­cien."

 

Mecanicien

 

Wat houdt het werk van de mecanieker bij wielerwedstrijden nu precies in, is vervol­gens een voor de hand liggende vraag. Volgens Bruininx hangt dat af van de aard van de wed­strijd: is het een eendag­klassie­ker of een etappe­koers. "Voor de start van een klassie­ker moet ik ooit enkele kransjes van het achter­tandwiel ver­wis­selen, bijvoor­beeld in de Ronde van Limburg waar veel

geklom­men moet worden. Of iemand heeft een nieuwe ketting nodig. En een ander klaagt dat zijn derail­leur niet goed is afgesteld. Ik contro­leer de banden­spanning. Bovendien stel ik de wielen die we in de materi­aal­wagen tij­dens de wedstrijd mee nemen zo af dat ik in tijd van nood alleen de handle nog maar hoef over te halen bij het 'steken' van een nieuw wiel." De kader­plaatjes moeten voor de wedstrijd ook nog worden bevestigd, zodat bij fotofinish de nummers van de renners duidelijk zichtbaar zijn. "Maar in principe moet elke renner bij zo'n eendagskoers met een goed verzorgde fiets van huis ver­trokken zijn, zodat ik voor de wedstrijd op zo'n dag maar weinig werk heb".

 

Kasseien

 

In een etappewedstrijd liggen de zaken duidelijk anders. Dan komt er heel wat werk om de hoek kijken voor de mecanicien. Bruininx vertelt hoe hij de eerste dag alle boutjes en moertjes controleert. Als voorbeeld haalt hij de Ronde van België aan die van 17 tot 23 juni verreden wordt en waarvoor hij een aantal frames en wielen van de Koga Miyata-ploeg vooraf een week lang in huis heeft. "Daar moeten de renners haast elke dag over de kasseien rijden en dan mag er niets los zitten. Na de wedstrijd haal ik het vet van de fietsen met koudontvetter, was ze in een sopje en kijk ze helemaal na wanneer ze weer droog zijn. Dan controleer ik de banden en trek de bouten die het snelste kunnen los gaan nog een keer na. De derailleurs en het schakelmechaniek worden

nagekeken." En dan met een zucht, want dat is niet het prettigste werk voor de mecanieker: "Als de renners gevallen zijn, moet ik zorgen dat de fietsen weer in orde zijn. Wanneer ze over een heel slecht wegdek hebben gereden, moet ik de slagen uit de wielen halen. En natuurlijk zijn ook de weersomstandigheden van invloed. Bij regen en modder zitten alle draaiende delen onder de troep en is er heel wat extra werk aan de winkel om de fietsen te reinigen. Dan moeten ook de kabels worden gecon­troleerd. Zand en water moeten er uit, zodat de renners weer soepel kunnen

schakelen."

 

Waardering

 

Dat de renners het werk van hun mecanicien waarderen, lieten ze bij herhaling blijken. John den Braber schonk de bloemen van de winnaar na zeges in de 'Ster van Brabant' en een ritze­ge in Olympia's Tour in Valkenburg aan Bruininx' vrouw Mieke. Zelf kreeg de mecanie­ker aan het eind van Olympia's Ronde een door Servais Knaven bijeengereden kist met gereedschap. En de twee

dochters van de Reuselse mecanicien werden bij hun bezoek aan een Touretappe in Zalt­bommel verrast met levensgrote teddy­beren die Wietse Veenstra en Marcel Gerritsen hadden verdiend.

Dit jaar was Frans Bruininx vooral actief in de zuidelijke wielerklassiekers, maar ook al in de Grand Prix Francois Faber in Luxemburg en de Henninger Turm rond Frankfurt. Na de Ronde van België volgt in juli de Ronde van Oost-Zwitserland. Hoe kan de bijna 40-jarige Reuselnaar al die tijd vrij

maken bij zijn werkgever PTT Post, bij wie hij zijn werkdagen als post­besteller in het Veldho­vense Citycentrum vult? "Van mijn baas krijg ik voldoende ruimte om mijn adv-dagen zo te plannen dat ik regelmatig een lang week­end vrij heb. Bij mijn vakantie­plan­ning dien ik natuurlijk rekening te houden met mijn colle­ga's. En ik heb uiteraard mijn verantwoordelijkheden thuis."

 

Doctorandus

 

Frans Bruininx heeft nog veel meer te vertellen over de wie­lersport die hem al meer dan dertig jaar in de ban houdt. Vooral voor zijn teamleider Egbert Koersen neemt hij zijn petje af. Als er in de wielersport titels te vergeven waren, dan zou die man minstens die van doctorandus verdienen. De rust die Koersen uitstraalt, de studie die hij van de concur­rentie maakt, de overtuigingskracht die hij te berde brengt en de successen van de renners die daaruit voort vloeien, het zijn alle­maal aspecten waarover Bruininx amper uitgepraat raakt. Maar dat hijzelf ook een sterke schakel vormt in de geoliede ket­ting die voor die wielersuccessen zorgt, dat zal je de Reusel­se mecani­cien

niet horen zeggen.

 

Naschrift:

 

Nadat Koga Miyata stopte met de sponsoring van het amateurwielerteam heeft Frans Bruininx zich jarenlang bezig gehouden met de rennersbegeleiding bij zijn vereniging TWC Het Snelle Wiel. Eerst vooral als ploegleider, later ook als de samensteller van het wedstrijdprogramma van de amateurploeg die nog een paar jaar deel uit maakte van de Nederlandse Topcompetitie.  

 

1995 REUSEL

 

Jeugdig Reusels wielertrio Dirkx grossiert in kampioenstruien

 

(door Piet Gijsbers)

 

Ze mogen dan misschien, gezien hun lengte, niet tot de groot­sten behoren, in daden zorgen zij al enkele jaren op rij voor grootse sportieve verrichtingen. Het fami­lietrio Jan, Bart en Linda Dirkx van de Laarakkerdijk in Reusel, niet ver van de grens met België, heeft tot dusverre in de jeug­dafdeling van de nationale wielersport bij herhaling van zich doen spreken. Behalve vijf kampioens­truien hebben ze daar in Reusel ook nog een hele verzameling edelmetaal in de kast liggen.

 

Bart Dirkx (11) werd al vier jaren op rij Nederlands kampioen veldrijden in zijn wedstrijdcategorie. Zijn broer Jan (12) legde in diezelfde periode in twee keer beslag op het zilver bij het NK

veldrijden. En zus Linda (9) behaalde vorig jaar de nationale titel bij de wegkampioen­schappen te Helmond. Geen wonder dat de voorkeur van het jeugdige trio Dirkx voor de weg of het veld uiteenlopend is. Jan en Bart prefereren het veld. "Ik houd vooral van modder en heuvels," zegt Bart. Jan noemt die heuvels liever 'bultjes'. Eigen­lijk vindt Linda zowel het wielrennen op de

weg als in het veld wel geinig. Zij sport gewoon graag. Voordat ze met de wieler­sport begon, turnde ze bij Turnivo in Reusel. Het indi­vidueel strijd leve­ren met leef­tijdgenoten geeft haar een kick. Daar wil ze wel een paar keer per week een uurtje voor trainen. En de resulta­ten zijn er naar: Linda

won in 1994 alle 27 wed­strijd­jes waaraan ze deel­nam. Ze heeft op de wedstrijden her en der in Brabant haar vaste vriendinne­tje in Nathalie uit Oploo, een dochtertje van ex-profwielren­ner Fons van Katwijk. Maar van het spelen bij de boerderij van haar ouders kan de jongste telg van de wielerfa­milie nog evenzeer genieten.

 

Uitschieter

 

Het sporten zit ook de twee broers Jan en Bart in het bloed. Beiden voetbalden aanvankelijk in de F-jeugd van Reusel Sport. Maar Bart wilde al van kleinsafaan een racefietsje. Dat was bij pa Jan Dirkx, die zelf in zijn jeugd ook de wielersport bedreef, niet tegen dovemansoren gezegd.

Vervolgens kwam er eveneens zo'n racekarretje voor zoon Jan. En nu beginnen de twee broers al aan hun vijfde wegseizoen bij Het Snelle Wiel in Bladel. Onder leiding van Henk Dirkx (geen familie van de drie coureurs-in-spé) draaien zij alweer een paar weken hun trai­ningsrondjes op het Bladelse industrieterrein.

Om te achterhalen hoe dikwijls ze al gewonnen hebben, worden de dagboeken tevoorschijn gehaald. En dan is het familietrio voorlo­pig niet uit geteld. Linda en Jan komen tot 27 zeges, Bart eindigt vooralsnog bij 35 overwinningen. Is Jan niet jaloers op de rood-wit-blauwe truien van zijn broer en zijn zus? "Dat valt wel mee, maar ik zou er toch graag onderhand ook eens een willen hebben," erkent hij eer­lijk.

 

In huize Dirkx is het lang niet alleen maar fietsen wat de klok slaat. De jongens houden ook wel van hutten bouwen, skeeleren en cros­sen rond de boerderij. Ze steken daar ook geregeld hun handen

toe bij het voederen van de koeien. Bart vindt zijn eerste kampioenstitel nog steeds de mooiste. En Jan geniet nog na van het weekendkamp met de overige jeugd­renners van Het Snelle Wiel, vorige week in Limburg. Voor Linda blijft ook het jeugdcarnaval '95 in Reusel een mooie herinnering. Want zij werd toen gehuldigd als 'een grote uit­schieter van klein Narrendonk'.